Geheim dagboek (5)

15 v 22

Buurman, terras links, tweede verdieping, probeert een rustige setting uit. Tuinstoel, telefoon in de ene hand, een biertje in de andere. Niemand die hem iets maakt, nu hij alleen is. Hij ziet er niet ontevreden uit, en toch. Lang blijft hij niet zitten. Die ruimte achter hem, dat gapende apartement waarin hij jaren heeft moeten strijden voor elke vierkante centimeter, ligt er verlaten bij, roept hem op tot bezetting.

Veroveren is makkelijk, maar wat doe je daarna?

18 v 22

Het nut van muren en gesloten ramen? Van kleren?

De hitte maakt het duidelijker dan ooit. Overal heerst verval. Je ruikt het, je ziet het, en meest van al nog aan jezelf.

Dat moet dan liefde zijn: toekijken hoe de ander langzaam desintegreert, en toch je glimlach niet faken.

19 v 22

Tenen hebben geen namen. Ze moeten het, op de kleine en de grote teen na, stellen met nummers. Terwijl – dat heb je toch geleerd – er voor alles een woord is.

Misschien is het daarom dat ik me met de beste wil van de wereld niet kan herinneren, me er geen voorstelling van kan maken als het ware, wat ik heb gedaan. Maar ’s avonds, de kous afgestroopt omwille van de toenemende, zeurende pijn, blijkt mijn vierde teen gezwollen, bont en blauw.

Gekneusd of gebroken. Zonder woord heb ik er geen verhaal tegen.

23 v 22

Dat hybride werken in kantoren die hun best doen om te lijken op hoe facility managers denken dat onze huizen zijn, brengt vaker het slechtste in ons boven dan we zouden willen.

een willekeurige dag

Vincent Merckx, die op eenvoudig verzoek elke vrijdag een geweldige tekst aan uw deur levert, vroeg me om een gastbijdrage – maar wel in zijn, aan A.L. Snijders schatplichtige idioom. Hij kreeg deze dagboeknotitie.

In de week waarop mijn vijfjarige zoon voor het eerst een schatkaart tekent waarin ik echt kan geloven, met een deur, een val, en bij het laatste kruisje de belofte van een eeuwige jeugd, haha, kruiste ik midden in het dorp een tekenfilmfiguur. Gele broek, orange bruin geruite vest, op het hoofd twee vlechtjes met rode elastiekjes.

Hij wandelde met stevige tred tussen lentegroene bomen en een reeks garages, onderbroken door het tijdens Covid aangelegde achterterras van een café, dat zijn succes te danken heeft aan het kerkhof aan de overkant van de straat. Mijn gedachten waren nog bij mijn zoon, die ik net aan school had afgezet, en waarvan ik me nu afvroeg of hij er, binnen een jaar of vijftien, ook zo zou uitzien. Hij stelt zijn vaak gedurfde look of the day nu al zelf samen.

Zelf ben ik altijd tot op het bot burgerlijk gebleven, verder dan de overweging om voor deze zomer terug Crocs aan te schaffen geraak ik nog steeds niet, en terwijl ik ondertussen zeker weet dat de jongeman zich heeft laten inspireren door Aang, hoofdpersoon van de Avatar tekenfilmreeks, wens ik mijn zoon vooral veel eigenheid toe.

‘Maar papa’, zegt hij ’s avonds, wanneer ik hem vertel een van zijn personages in levende lijve te hebben gezien, ‘Aang heeft helemaal geen vlechten, maar een geschilderde pijl. In het midden, rood.’ Hij schudt daarbij meewarig het hoofd, en tekent een extra cirkel op onze schatkaart. ‘Hier’, zegt hij, ‘hier heb je een plek waar je je hoofd wat kan laten rusten.’ Hij denkt, ook dat weet ik zeker, al aan het café en het kerkhof en de bomen en wat hij die dag zal aantrekken.



Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s