Het mysterie van de verdwenen en onvervangbare kam

Het is mijn lief die het ziet, zij heeft oog voor alles wat met haar te maken heeft. Het interieur van de kapperszaak in de flauwe bocht wat verderop ligt helemaal in puin. Alsof de oudere dames – mijn lief komt hier nooit – die er zich in normale tijden laten opvleien door de Italiaanse eigenaar eindelijk vergelding hebben gezocht voor alle gebroken beloftes in hun leven.

Wat zo’n nieuw jaar allemaal niet teweeg kan brengen.

Trouwens, zegt ze, wanneer we alweer bijna thuis zijn, die kam die ik kwijt was, die heb ik eindelijk terug.

Haar vreugde is onvervalst, de triomf in haar stem ontroerend, maar mij doet het vooral pijn. Het mysterie van de verdwenen en onvervangbare kam had weken onze meest contemplatieve momenten overschaduwd, tot ik in een obscure zaak diep in Brussel toch een volwaardige vervanger had gevonden.

Ik was zo trots.

Zij was zo blij.

En zie nu.

Je hebt je best gedaan, zegt ze. Dat was echt heel lief van je. Maar die nieuwe kam is toch niet hetzelfde. De buigzaamheid, de vorm van de tanden, het patina. Kijk straks zelf maar eens.

Niets is toch zoals vroeger, denk ik. En vroeger is zeker niet noodzakelijk beter, wat een waanidee, al vind ik vooruitgangsoptimisme zelf ook maar een naieve manier om naar de wereld te kijken.

Terug thuis ga ik wat zitten kniezen in de sofa, telefoon in de hand. Die kapper gaat helemaal niet weg. Hij transformeert. Het zal dat zijn, denk ik, mijn lief is niet bereid tot transformatie. Ik herinner me het eenmalige experiment met de bob. Zo schattig, maar voor mijn lief al een stap te ver.

He, zegt ze, en ploft naast me in de sofa. Wat denk je? Coupe carré? Het zou jou ook wel staan, mijn mokkende vent.

(Geheim dagboek, 13 i 24)

Plaats een reactie