Juli Zeh

Misschien, dacht Arne, werden gevoelens gewoon niet zo oud als mensen. Vanaf een bepaalde leeftijd leefden echtgenoten samen als huisgenoten in een woongemeenschap, als ze niet allang gescheiden waren. Kinderen en ouders hielden op elkaar aardig te vinden, gingen evengoed bij elkaar op bezoek en waren blij als de ander weer ophoepelde. Vrienden verloren elkaar uit het oog, buren veranderden in vijanden. Minnaars werden een last, je schaamde je voor oude schoolvrienden en zelfs een huisdier begon op een gegeven moment te irriteren.

Juli Zeh, Ons soort mensen.

Ik zag het. Mijn vader, de Vosjespapa, durfde dit fragment niet luidop voorlezen, ook al was er behalve ik, Vosje, niemand in de kamer. Maar zijn lippen prevelden de woorden toch, terwijl hij anders altijd in volstrekte roerloosheid leest. Tot zijn ogen dichtvallen van vermoeidheid.

En dan leest hij dit. En hij begrijpt. Dat ik er niet ben om mezelf, maar omdat hij zijn ouderdom ontvlucht. Omdat hij wil blijven voelen, of opnieuw. Je kan discussiëren over wat echt is: het idee achter het plan, of de realisatie. Ik maak alvast van die drie het meeste geluid, terwijl het idee in hun hoofden vervaagt. Ik zal er een leven achter jagen en dan nog. Begrijpen of het van hem of van haar kwam, verwacht ik niet ooit te doen.

Vier maanden zijn we nu samen. Al die tijd heeft hij hier, op deze pagina’s (dat gebazel rond digital natives moet maar eens ophouden, we zijn native nostalgics – kijk maar eens hoe jullie alles van het verleden voor ons terughalen en ophemelen, onwetendheid en bijhorende dictators incluis), op deze webpagina’s dus, zitten opscheppen over hoe hij als oudere papa zijn verse zoontje zo graag ziet, hoe hij hem het beste van alles zal meegeven.

Hij legde zijn boek neer, pakte zijn telefoon (dat doet hij altijd), en pas dan durfde hij me aankijken. Ik stopte met het trainen van mijn duim en de pincetgreep, en keek terug. Tweede jeugd voor hem, tweede plaats voor mij. Pijnlijk.

Daarom richt ik nu maar zelf het woord tot u. Ik ben géén schattige baby. U doet me tekort als dat alles is wat u in me ziet. Ik bereid me voor. Lachen en brabbelen horen daarbij, en ik wring me welwillend in duizend bochten om me aan te passen aan wat hij over me schrijft. Ik doe niet moeilijk, en je moet per slot van rekening ergens vandaan komen.

Maar straks bepaal ik zelf wel wie ik zal zijn. Nu zijn mijn middelen nog beperkt, maar deze week, nu ze me toch de wijde wereld hebben ingestuurd, maakte ik een start. Ik joeg mijn temperatuur de hoogte in. Tot 40°, hogerop raken zij in paniek en dan worden ze onvoorspelbaar. Zelf heb ik er dan vooral veel dorst van, en dat is nu ook weer niet de bedoeling. Voor maximaal effect deed ik er nog een darmgriepje bovenop.

Ze gooiden hun agenda’s overhoop, leerden omgaan met een koortsthermometer (het ziet er niet uit, maar los van de diarree is in de poep echt wel het makkelijkste voor alle betrokkenen), knoeiden met de maatbeker voor mijn koortsremmer en namen me mee in hun bed.

Ik maakte me een beetje zorgen over hen, zo intens waren ze met me bezig. Ze moeten dit nog jaren volhouden, het is nog niet het moment om hen volledig uit te putten. Ik beloonde hen met een nieuw geluidje, en meer gelach dan ze ooit van mij hadden gezien. Ik moest iets anders vinden. Minder acuut, maar zeker efficiënt om mijn plaats op te eisen.

Ik doe mijn best, maar me onafhankelijk van hen bewegen kan ik nog niet. Daar kijk ik nochtans naar uit. In stilte verdwijnen. Boeken uit de kast trekken. Fotokaders in gruzelementen op de grond. Het komt, ik voel het. Nog een beetje meer kracht en ik kan er aan beginnen.

In afwachting lijkt de pen van mijn vader me een beter idee. Hij springt er toch achteloos mee om. U hoort nog van me.

Uw toegenegen Vos.

5 gedachtes over “Juli Zeh

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s