7 ix 22
Ook in de zeventiende eeuw nam men zijn feesten ernstig.
François Vatel was zo’n event organiser, een maître d’hotel en intendant. Een topper, de beste in zijn vak. Zijn laatste feest, voor de broer van de koning, draaide echter uit op een complete ramp. Er kwamen meer gasten dan uitgenodigd, en de eerste avond moesten twee tafels het zonder wild stellen. Voor het diner van de volgende avond was genoeg zeevis besteld, in alle havens van Frankrijk, maar de leveranciers kwamen niet opdagen. En tussendoor was ook nog een medewerker omgekomen, ergens onder de bühne van een spektakelstuk.
Het was niet zijn weekend.
Hij kon het niet meer aanzien, en pleegde, ergens tijdens die tweede ochtend, zelfmoord. Een medewerker die kwam melden dat alle vis dan toch was geleverd, ontdekte zijn lijk.
Het kan niet anders dan dat de roedel blinkende jong volwassenen die me op de Gulden Vlieslaan tegemoet komen, dit verhaal kennen. De brede V op hun uniform is het logo van Vatel, nu een internationale keten hotelmanagement scholen.
Opgeleid worden om vriendelijk zijn, en het comfort en welbevinden van iedereen die op je pad komt te maximaliseren. Tot de dood erop volgt, als dat zo uitkomt.
Ja, het komt nog goed met de mensheid.
11 ix 22

17 ix 22
Soms blijkt de tijd plots rijp om van gevoel en gedachte over te gaan tot actie.
Zo bevonden mijn geliefde en ik ons op deze zaterdagochtend in een bankkantoor, klaar om ons financiële leven een beetje op een gezamelijk spoor te zetten – de eerste stap in de formalisatie van onze relatie. Daar moest de bank, als een perfecte weerspiegeling van het echte leven, even over nadenken. Handen werden gewrongen, telefoontjes gepleegd, tot: Ah. Zo dus.
En zo werden wij wat wij nooit durfden te dromen, laat staan te benoemen.
Een onverdeeldheid.
21 ix 22
Het is grijs vandaag, en fris. De fontein in het Hallepoortpark sputtert nog wat na van de zomer. Op een van de bankjes erlangs zit een vrouw zichtbaar gelukkig te zijn, bagage voor een klein leven naast haar.
De steel van een open paraplu rust op haar schouder, af en toe draait ze het lentelichtblauwe scherm in het rond. Er is geen regen, er is geen zon.
Iets is geëindigd, iets wacht om te beginnen.
23 ix 22
Ik luister naar de stem van een Nederlandse vrouw, zo’n blonde met hoog opgestoken haar en een strak yogapak, die belooft me te gidsen naar mijn innerlijke kracht. Dat kan ik gebruiken. Eerst word ik volledig schoongemaakt, met water en wind, om vervolgens de zon in mijn hart te brengen. Nog een klein duwtje, en ik straal.
Af en toe dwalen mijn gedachten toch af naar mijn koude voeten – mediteren met strak geknoopte veters lijkt me not done, ik zit al gewoon in een zetel in plaats van met rechte rug op een medidatiekussentje.
Aan gronden zijn we echter nog niet toe, en de verwarming durf ik ook al niet aan te zetten. Het is oorlog, en het westers beschavingsmodel verkruimelt waar we bij staan, dan doe je al eens een opoffering.
Helemaal weg is die beschaving gelukkig nog niet, blijkt wanneer een harde mannenstem me plots een vitaminesupplement door de strot probeert te duwen.
Reclame.
Daar gaat mijn innerlijke grootsheid, enkel omdat ik weiger te betalen voor een premium versie.
Of wacht. In alles zit een stukje voor dit dagboek. Toch?