22 vii 22
Het is bewolkt in Cap Breton, en die wolken zijn ook de enige reden waarom we deze vrijdagochtend op pad zijn gegaan. Afgelopen nacht regende het al, kort en hevig, een bedreiging voor de boeken op het terras.
Ik lees Ik = Cartograaf, van Jeroen Theunissen, een boek dat overal lof krijgt toegezwaaid, maar waar ik tot nu gemengde gevoelens bij heb. Hij strooit met zorgvuldig gekozen en interessante weetjes, en toont zich tussendoor van zijn meest kwetsbare kant. Dat is mooi, maar soms ook een beetje tranerig en exhibitionistisch. Zie mij een mens zijn; of ook weer niet: de allerlaatste zin maakt van alle personages, de ik-figuur inbegrepen, literaire fictie. Ik hoor de ex-echtgenote haar schouders daarbij ophalen. De NUR code voorin, 320, heeft het dan weer over literaire non-fictie.
Ruggegraat van het boek is een wandeltocht van Ierland tot in Istanbul. Wandelen gaat traag, het vertellen ook, en die eerste tientallen pagina’s denkt de lezer in mij, get on with it, stap nu eens door. Zeker wanneer er toevallig onderwerpen opduiken waarover ik ook iets weet. Kleine dingen, die aan de research of het denkproces achteraf lijken te zijn ontsnapt, zoals dat Germaanse stammen aan het einde van de vijfde eeuw de genadeslag toebrachten aan het West-Romeinse Rijk. Dat weten we allemaal, maar het is niet waar, of het behoeft minstens heel veel nuancering (die je bijvoorbeeld kan vinden in de Mainzer Beobachter, de uitstekende blog over de oudheid van Jona Lendering). Niet zonder belang in een boek dat zo nadrukkelijk over migratie en identiteit spreekt.
Of dit tussen haakjes geplaatste zinnetje (maar de kans op een burn-out was gelukkig kleiner dan wanneer je vergaderde over targets, tools en corporate DNA) dat volgt op pagina’s speculatie en gefilosofeer over wat de identiteit van een land nu precies uitmaakt. Ik twijfel er niet aan dat je een burn-out kan krijgen van de zoektocht naar corporate whatever, maar hier mist Theunissen toch de frappante gelijkenis tussen het identiteitszoeken van een natie, en die van andere organisatievormen, zoals bedrijven. Een tocht langs alle productievestigingen van een multinational, eentje die zijn roots niet heeft opgegeven, genre Bekaert, zou misschien wat vernieuwender inzichten over het ontstaan van cultuur kunnen opbrengen dan deze vermoeide tocht door Europa.
En zo mopper ik de bladzijden door, maar het is dus bewolkt in Cap Breton, en er vallen een paar druppels.
23 vii 22

25 vii 22
De eerste week van de vakantie werken Franse bouwvakkers in de moordende hitte aan een nieuwe mini-golf baan, vlak naast ons chalet. Geen prefab ding, maar een uniek exemplaar, met zorg en precisie gemetst en geplamuurd. Boomschors rond de boom in het midden, twee houten bankjes en een vriendelijke omheining.
Als bevoorrechte getuigen van het werk mogen we proefdraaien, en wanneer we een hindernis met een tikje van de bal omduwen wordt er meteen door drie man ingegrepen. Zo zijn ze tevreden, iets is pas klaar wanneer je die ene fout hebt gevonden en rechtgezet.
De tweede week krijgen we een staalkaart van opvoedingsstijlen te zien. De hole waarop we het beste zicht hebben is de moeilijkste. De bal moet een helling omhoog, en dan door een buis weer naar beneden. Het vraagt gedoseerde kracht en richtingvastheid.
Niet alle ouders kunnen dat.
Sommige kinderen ook niet.
Er zijn strenge ouders, die ondanks toenemend protest hun kinderen laten proberen tot de bal netjes door de buis naar beneden valt. Er zijn er anderen, voor wie het niet uitmaakt hoe – als de bal maar voorbij de hindernis geraakt.
Sommige ouders spelen vals. Sommige kinderen ook. Sommige ouders halen hun schouders op en helpen hun kinderen vals spelen. Dat zijn de vrolijkste gezinnen.
Sommigen noteren het aantal benodigde slagen heel precies op het papiertje. Anderen zorgen ervoor dat het kind sowieso wint.
Sommige ouders worden boos op de onhandigheid van hun kind, tot twee keer vinden we een weggeworpen club.
De zesjarige en ik, wij kijken toe vanop ons terras, weg van onze tekening en ons boek, en stellen samen vast dat kijken leuker is dan spelen.
26 vii 22
De kaas en de salami (een Jésus) die we in een Baskische speciaalzaak in Cap Breton kochten zijn op. Jammer.
Cap Breton ligt niet op de route van Ierland naar Istanbul, maar alle ingrediënten voor een geslaagd stukje in Ik = Cartograaf zijn er voorhanden: in 2007 vermoordde de ETA er nog twee politieagenten op de parking van een supermarkt. Gewelddadig nationalisme, een mogelijk zijstapje naar de Bende van Nijvel, en dan is er de beroemde pier van Cap Breton, waar kan zeker iets persoonlijk mee worden gedaan.
Het mopperen over dat boek heeft stilaan plaats gemaakt voor een zachte bewondering, ik heb me in het ritme geschikt en vraag me nog enkel af waarom in het stukje over Lviv (Lwow, Lemberg) de geweldige Jacobsboeken van Olga Tocarczuk niet vermeld worden, of waarom de uitgever geen kaart heeft willen afdrukken.
Maar het is vakantie, en het maakt niet uit. Overal – niet alleen in Cap Breton – zie ik mogelijke aanvullingen. Het wordt een beetje mijn boek, het zou net zo goed een blog kunnen zijn in plaats van een dik boek (ik zoek het even op, Bijgekleurd telt ondertussen ruim meer dan 100.000 woorden, meer dan genoeg voor een boek).
Ik ben gewoon jaloers, dat is het.
29 vii 22
De vakantie zit erop, het is mooi geweest.
De kinderen zijn gegroeid (dat doen ze altijd, alleen merkte ik het nu op), ik stond buiten tijd en buiten spel, aan de rand van de oceaan, en ik zwierde de tweejarige rond in het zwembad. Nog een keer.
Ik prop alles terug in de dakkoffer, en midden op de dag vertrekken we.
Het heeft te maken met de tijd, denk ik wanneer we de files van Bordeaux voorbij zijn. De wandeling van Theunissen was in 2017, het boek is nu, en er sijpelt veel nu in het boek, en soms blijft hij in 2017. De Jacobsboeken waren toen helemaal nog niet verschenen.
Een schrijver en tijd, dat is altijd een ingewikkelde relatie.