De eerste wet van Raketman

Wenen is om te halen, lachen om te houden.

Raketman, zes maanden oud

Wanneer we ’s avonds Vosje in zijn bed leggen ziet Raketman, vers gepamperd en in pyjama, zijn kans schoon om de algemeenheid van zijn eerste wet te testen.

Dat wenen en lachen komt soms nog samen in een parelende snik, maar zijn verwachtingsvolle blik laat niets aan de verbeelding over. Hij wil ons, hij wil niet alleen zijn in dat avondbed, we zijn binnen handbereik, waarom dan niet bij hem? Het is zijn goed recht. Ook ik heb graag een warm lijf tegen me wanneer ik in slaap val. Contact. Vel tegen vel, voet tegen voet.

En ‘s avonds, op dit duister moment in de winter, in een decor van moeizaam op afstand gehouden ijsregen en zoetgeurende verse kerstboom, alleen ’s avonds zie ik het. Scherp. Hoe bewust hij de mantra ‘wenen is om te halen, lachen om te houden’ uitprobeert.

De wet heeft zijn deugdelijke toepasbaarheid overdag al ruimschoots bewezen. Ook ’s nachts geldt hij, zonder twijfel, al valt er dan minder te lachen. Alleen in de overgang tussen beide lijken er gaten te zitten, die eigenlijk niet kunnen bestaan.

Daarom die aaneenschakeling van snikken. De wereld zit toch anders ineen dan hij dacht.

Ook ik moet er mee lachen en huilen, leg het boek in mijn handen even weg. Het is iets met een drempel, een grens. Met die hikkende, bijna hinnikende snik neemt hij definitief afscheid van zijn onschuld. Niet dat hij voordien al niet de werkelijkheid naar zijn hand probeerde te zetten, maar dit is anders.

Ik ben trots, dat moet ik wel zijn, hij groeit, en ik projecteer nieuwgierigheid in zijn blinkende ogen, en alvast veel begrip. Alsof zijn leven zich tot nu ondergronds afspeelde, wonderlijk en bijzonder, en onzichtbaar voor zichzelf. Niet langer, nu, voor het eerst ziet hij licht.

Een nieuwe geboorte, zonder onze hulp deze keer, zonder ons toedoen.

Het zal hem nog vaak overkomen, er is altijd iets om achter te laten, in te ruilen voor iets nieuws wat groter lijkt, beter. Dat is het maar zelden, weet ik sinds ik bij een van mijn geboortes de illusie van eeuwige groei achter me liet. Soms is het kleiner, heeft het een andere geur, een andere klank.

Raketman aarzelt niet. Hij is gretig, onverschillig voor wat hij achterlaat, alsof hij die onschuld nooit meer nodig zal hebben. Wetten die kloppen, dat ja.

Ik heb vooral aan sentimentaliteit gewonnen de laatste tijd, er gaat al zoveel verloren wanneer je groeit dat ik nu aarzel en er een beetje bij huil, zomaar.

Wanneer we uren later, in die rafelige opening tussen dag nacht heling zoeken voor wat we allemaal zijn kwijtgeraakt, vel tegen vel, lip tegen lip, onze handen kroelend in mekaars ziel, slaakt hij in onze plaats een sidderende zucht.

We heffen onze hoofden op, het is vast een droom die zich terugtrekt, een paar longen dat zich haastig herschikt om dat groeiende hoofd bij te benen, meer is het niet, luister, hij ademt alweer rustig.

Met mijn ogen gesloten proef ik de glimlach op de lippen van mijn geliefde, niemand die weet of de traan die zich tussen onze gezichten een weg baant van haar is, of van mij.

De eerste wet klopt vast, denk ik nog, en straks, wanneer hij midden in de nacht wakker wordt om ongeduldig zijn gelijk te bewijzen, zal ik glimlachen in het donker, dankbaar voor zoveel jonge doortastendheid. Lachen en wenen, halen en houden. Dat moet het zowat zijn.

2 gedachtes over “De eerste wet van Raketman

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s