Het is maandagvoormiddag, de zon schijnt en we spelen knuffeltjestijd in de tuin: elk op onze plek doen we alsof we slapen, wekkeren ‘ting ting’ en dan komt hij aangelopen. Springt op mijn rug, hangt als een aapje rond mijn nek, kwistig met knuffels en zoentjes.
Het is één van Vosje’s favoriete spelletjes.
Bij voorkeur met mama, maar die thuiswerkt boven, de laatste keer voor ze zich helemaal zal wijden aan de komst van Vosje’s broertje.
Op de momenten dat we slapen overloop ik in mijn hoofd een eindeloze takenlijst. Er is werk, en nestdrang, en een huishouden, en een boek, vrienden die wachten op een antwoord, een website die maar niet af raakt – In den beginne was het woord, mezelf in één bijbelcitaat gevat.
Ting ting en ik dwing mezelf om helemaal klaar te zijn voor het moment dat hij op mijn rug landt. Mijn lichaam klaar voor de schok, mijn lippen getuit voor een zoentje, mijn geest leeg, mijn hart bij hem. Dat is nodig. Hij voelt het feilloos aan wanneer ik er eigenlijk niet ben, ontsnap naar plekken waar hij nog niet bijkan. Ik moet nog groeien, zegt hij dan.
Maar ik ben het natuurlijk die moet groeien.
Terwijl we weer slapen, kijk ik toch naar de binnenkomende berichten – het is haast tijd voor de dagelijkse cijfers – en verbaas me over een nieuwsbrief van restaurant Les Moraimières. Ben ik daar ooit geweest? Twee Michelin sterren, aan de oevers van het Lac du Bourget in de Jura.
Ting ting. Vosje was er toen al, denk ik, we waren te gast bij vrienden, of nee, van Vosje was toen nog geen sprake, het was allemaal pril en we deden ons best, in één van de beste restaurants van de streek.
Terwijl hij weer naar zijn slaapplek huppelt, glinstert het zolderraam. Mama heeft het warm, daarboven. En een beetje benauwd, een kind baren is een hele onderneming. Ze bereidt zich voor, ze ademt en mediteert, ze oefent spieren en vooral, ze praat erover, met actieve werkwoorden en positieve naamwoorden. Ik luister graag, en spreek ondertussen een aardig woordje moeder en kind vriendelijk jargon mee. Sensaties in plaats van pijn, golven in plaats van weeën, die hele traditie van mannelijk gynaecologengedrag en terminologie mag de deur uit.
In den beginne was het woord.
Joh, 1.1
Les Moraimières biedt jarret de veau braisé aan, en daar heb ik wel zin in, meer zin nog heb ik om Vosje en mama en het nog ongeboren kind in de auto te laden en 580 km te rijden om het af te halen. Gewoon omdat het kan. Er zit een groententaartje bij de schenkel.
Het was er heerlijk toeven destijds, meen ik me te herinneren, een perfecte avond, met de wereld aan onze voeten. Veel schuimpjes, dat wel.
Ting ting, maar Vosje slentert naar binnen, het is goed geweest met de knuffeltjestijd. Hij wil op pad. Wandelen.
We moeten groeien, hij en ik, en dus leid ik hem vandaag op een ander pad. Gewoontes slijten zo snel in. We hebben alle tijd, want rijden gaan we uiteraard niet doen, hij wil op alle min of meer bereikbare tuinmuurtjes stappen en ik laat hem. Hij dartelt.
Achter een hoge heg speelt een oude man jeu de boules. Alleen.
Vosje doet alsof hij niet alleen van een muurtje af durft. Ik weet wat hij wil, pak hem vast, geef hem een knuffel en zet hem weer op de grond. Locked down.
Ik kijk vol spanning uit naar boek 2!
Ik ook!