Ed van der Elsken

Ik ontdekte de wereld in Boom. Niet op het College waar ik school liep, niet in de café’s, zelfs niet in het park, op weg naar en van de fuiven van mijn jeugd. Nee, mijn leven begon in de bibliotheek. Op de bovenverdieping Nick Drake’s Pink Moon, beneden George Orwell’s Down and out in Paris and London, en tussenin Ed Van der Elsken. De afdeling fotoboeken voor volwassenen stond in de leeszaal, waar de mahoniehouten tafels bekleed waren met groen vilt, en licht uit hoge ramen het stof uit nooit opengeslagen naslagwerken vasthield.

Ik bladerde eindeloos door foto’s van het wilde, naakte leven. Aan zee, kinderen lopend op een eindeloos strand. In bed, wit meisje en zwarte jongen met een forse penis. Zwanger. Bevalling. Ik kon niet genoeg krijgen van de schoonheid van de rafels zoals Ed van der Elsken die vastlegde. Dat ene hoogtepunt net zo goed als al het falen tussendoor. En de kracht om opnieuw te proberen. En opnieuw. Steeds opnieuw.

Zo’n leven dus.

Dat heb ik niet aangedurfd. Ik verstop me achter mijn boeken, en lees nu De zomer van 1976, het jaar waarin voor mij alles nog mogelijk was tot ik een zonneslag opliep  (Zandloper).

Ze dansen en vrijen voor de camera, fantaseren ook over de dood. ‘Als je mooi kunt leven, kun je ook mooi sterven’, zegt Vali. ‘Ik wil sterven op mijn vossentroon. Zoals altijd zal ik er sjofel uitzien.’ Daar eindigt de film.

Stijn Tormans, De zomer van 1976

Vali is de vrouw uit Ed Van der Elsken’s eerste boek, Love at the left Bank. Een fictieve liefdesgeschiedenis, die fotograaf en model wereldberoemd heeft gemaakt. Van der Elsken maakt jaren later een documentaire over haar. Ze woont dan in een bos bij Napels, tatoos op het gelaat, met een jonge minnaar die ze voortdurend afsnauwt en honden die ze adoreert.

Wat een onzin, mooi sterven op een vossentroon. Ik denk er wel eens aan, wanneer Vosje op mijn arm in slaap valt. Hoe hij me ooit zal zien sterven. Liefst stierf ik ongemerkt, ver van iedereen, getroffen door een ziekte zonder diagnose, te banaal, of zo bijzonder dat niemand ze weet te stellen.

Tegen dan heb ik mijn vosjesjong al lang op mijn vossentroon gezet, en zit ik aan zijn voeten, en hij zal me vragen, met een beetje weemoed in zijn stem, waarom wij nooit samen in Boom zijn geweest. Waarom ik nooit heb kunnen uitleggen hoe de schoonheid zich in rafels schuilhoudt. Dat er keuze is. Dat er marge is in het leven. En dat je dapper moet zijn om in kwetsbaarheid te leven.

Ik schud de gedachte aan mijn dood van me af. Vosjes voeten liggen bloot, hij heeft zijn dekentje op de grond geschopt, buiten mijn bereik. Ik strek en verrek me, hij is nog te jong voor dat wilde, naakte leven.

Het kost me een zucht, en dan stop ik hem weer onder.

 

3 gedachtes over “Ed van der Elsken

Plaats een reactie